GCK

Dit product wordt breed toegepast in het Distributiecentrum (PC) voor stroomverdeling en het Motor Control Center (MCC) in elektriciteitscentrales, transformatorstations, industrie- en mijnbedrijven, en wolkenkrabbers. Het dient als een laagspannings volledig distributieapparaat voor stroomverdeling, geconcentreerde motorbesturing en reactieve vermogenscompensatie in elektriciteits- en stroomvoorzieningssystemen met een wisselstroomfrequentie van 50-60Hz, een nominale werkvoltage van 1kV en minder, en een nominale stroom van 6300A en minder.

De gehele kast heeft een samengevoegde combinatiestructuur, met installatie via modulaire gaten. De onderdelen hebben een sterke verscheidenheid, goede toepasbaarheid en een hoge graad van standaardisatie. Het bovenste deel van de kast is de busbalie, het voorste deel is de elektriciteitskamer, en het achterste deel is de kabelin- en uitgangskamer. Elk compartiment wordt gescheiden door een staalplaat of een isolerende plaat om veiligheid te waarborgen.

De deur van de la-kamer van de MCC-kast en het bedieningshandvat van de schakelaar of scheidingscontact zijn voorzien van een mechanische interlock. De deur kan alleen worden geopend wanneer het handvat in de 'uit' positie staat. De invoerschakelaar, de verbindingsschakelaar en de laden van de MCC-kast hebben drie posities: de 'aan' positie, de testpositie en de 'uit' positie. Volgens de invoer-eisen kan er een busbrug aan het bovenste deel van de schakelkast worden geïnstalleerd.

Uitvoerige normen

IEC439: 《Lage spanning schakelinstallaties en besturingstoestellen》

GB7251:《Laagspannings schakelinstallaties》

Typebeschrijving

Normale dienstvoorwaarden

De omgevingsluchttemperatuur mag niet hoger zijn dan +40℃ en niet lager dan -5℃, en het gemiddelde binnen 24 uur mag niet hoger zijn dan +35℃. Wanneer deze limieten worden overschreden, moet de capaciteit volgens de werkelijke situatie worden verminderd voor bedrijfsvoering.

Het is bedoeld voor binnengebruik, en de hoogteligging van de installatielocatie mag niet hoger zijn dan 2000m.

De relatieve vochtigheid van de omgevingslucht mag niet hoger zijn dan 50% bij een maximale temperatuur van +40℃. Bij lagere temperaturen wordt een hogere relatieve vochtigheid toegestaan. Bijvoorbeeld, 90% bij +20℃. Het effect van af en toe optredende condensatie door temperatuursveranderingen dient in aanmerking te worden genomen.

Wanneer het apparaat is geïnstalleerd, mag de helling ten opzichte van het verticale vlak niet meer dan 5° bedragen en moet de hele groep kastrijen relatief vlak zijn. Het apparaat moet worden geïnstalleerd op een plaats zonder ernstige trillingen en schokken, en waar de elektrische onderdelen niet onderhevig zijn aan onnodige corrosie.

Prestatieparameter